Boter- en margarinekleursel
Natuurboter heeft in de zomer een gele kleur, maar in de winter, als de koeien op stal staan en louter hooi eten, een veel lichtere kleur. Om hun product aantrekkelijker te maken kleurden boeren en boterhandelaren vanouds hun boter in de winter bij met kleurstoffen.
Margarine, ontwikkeld in 1869 in Frankrijk, heeft van zichzelf een lichtgrijze kleur. Om het product meer op boter te laten lijken werd een kleurstof toegepast, zodat het aantrekkelijker werd voor de consument.
Er zijn in de loop van de tijd verschillende kleurstoffen gebruikt, van natuurlijke oorsprong en synthetisch gemaakte.
Natuurlijke kleurstoffen
Natuurlijke kleurstoffen voor boter en margarine zijn veelal gebaseerd op carotenoïden. Voorbeelden zijn wortelrasp en annatto. Kurkuma werd ook gebruikt.
Wortelrasp
Om winterboter bij te kleuren gebruikten boeren traditioneel een extract uit rode wortels. Uit een receptenboekje uit de jaren zestig van de negentiende eeuw: “Neem zo rood mogelijke wortelen, was deze en rasp ze met een mes zonder aan de top ervan te komen. Neem verse, nog warme melk, doe daar de geraspte wortelen in, roer het, zeef het door het door een linnen doek te persen, voeg het aan de boter toe en klop het. Een geraspte wortel is genoeg voor een kilo boter.” Dit simpele kleurselprocédé gaf telkens een wat verschillend resultaat. Binnen de kleinschalige economie waren verschillen in kleur, geur en smaak echter niet bezwaarlijk.
Annatto
Anatto is een natuurlijke kleurstof afkomstig uit de zaden van de orleaanboom
(Bixa orellana) en wordt al eeuwen gebruikt om voedsel en ook andere producten te kleuren.
De plant komt voor in de tropische delen van Latijns-Amerika en werd in de zestiende eeuw in Europa geïntroduceerd door Francisco de Orellana, deelnemer aan de expedities van Pizarro in noordelijk Zuid-Amerika.
Annatto werd reeds in de 17e eeuw in Nederland geïmporteerd vanuit de West-Indische koloniën, oorspronkelijk als verfstof. In 1743 wordt het in het Huishoudelyk Woordboek genoemd als kleurstof voor kaas.
Annatto bevat twee carotenoïde kleurstoffen, het rode bixine (een in vet oplosbare component) en het gele norbixine (oplosbaar in water). Beide kleurstoffen worden gebruikt in boter.
Fabrieken van kaas- en boterkleursel uit anattozaad worden voor het eerst gemeld in Denemarken, en sinds 1860 ook in Nederland. Er waren verscheidene producenten.
Kurkuma
Kurkuma wordt gewonnen uit de tropische plant curcuma longa, inheems in India en Z.O. Azié. Daar wordt het traditioneel veel gebruikt als kleurstof in oosterse gerechten zoals curry. Daarnaast wordt/werd het wereldwijd algemeen gebruikt als voedselkleurstof, onder andere in boter.
De werkzame kleurstof is bekend als curcumine. In een zure omgeving is de kleur helder geel, in een basische kleurt hij bruin. De kleur is weinig lichtecht.
Synthetische kleurstoffen
Rond 1890 komen synthetische kleurstoffen voor margarine op de markt. 60-70% van alle kleurstoffen gebruikt in de levensmiddelenindustrie zijn zg. azokleurstoffen. Azokleurstoffen zijn stabiel bij alle pH-waardes die in levensmiddelen voorkomen, zijn hitte-stabiel en zijn niet gevoelig voor licht of zuurstof. Hierdoor zijn ze veel stabieler dan de meeste natuurlijke kleurstoffen. Daarom zijn ze in vrijwel alle levensmiddelen toe te passen.
De productie van de azokleurstoffen is goedkoop, omdat de meeste grondstoffen ervoor goedkoop zijn en omdat het productieproces eenvoudig is. Dit was vooral aantrekkelijk voor margarine, ook een goedkoop product. In boter zijn chemische kleurstoffen niet of nauwelijks gebruikt.
In de loop van de jaren bleek dat veel van deze synthetische kleurstoffen een nadelige invloed op de gezondheid kunnen hebben, en daarom is het toegestane hoeveelheid ervan in voedingsmiddelen steeds verder beperkt.
Van der Grinten en boterkleursel
Lodewijk van der Grinten (roepnaam Louis) opent in 1857 een apotheek in Venlo.
Net als veel collega-apothekers levert Lodewijk van der Grinten kleursel voor boter in kleine hoeveelheden (flesjes van 15 g) lokaal aan boeren. De kleurstof is in die tijd gebaseerd op kurkuma en orleaan (annatto). De annatto betrekt hij uit Zuid-Amerika en vooral uit de Caraïben.
In de loop van de tijd betrekken apothekers in de regio steeds vaker hun kleursel bij Van der Grinten, die blijkbaar een goed en goedkoop product levert. Tegen het einde van de negentiende eeuw heeft Van der Grinten zo een gevestigde positie in heel Midden- en Zuid-Nederland.
.
Daarnaast ontstaat een nieuwe markt door de opkomst van boterfabrieken rond 1870 en iets later coöperaties, die grotere hoeveelheden boterkleursel van uniforme kwaliteit nodig hebben. Lodewijk van der Grinten weet zich ook hier een positie te verwerven, ondanks felle concurrentie vanuit het buitenland, zoals Denemarken (Hansen, 1874), Engeland, Duitsland en België.
Vanaf 1874 produceert hij het kleursel fabrieksmatig, in 1877 reeds in partijen van 600 kg.
Ook een andere ontwikkeling biedt mogelijkheden voor vergroting van de afzet: de introductie van margarine. Deze is in 1869 uitgevonden in Frankrijk door Hippolyte Mège Mouriès als een goedkoop boter-substituut en is het jaar daarna al te koop in Parijs. De grote boterhandelaren, zoals Jurgens in Oss, gaan dit al snel ook produceren, in licentie of door omzeiling van het patent van Mège Mouriès.
.
.
.
.
Als kleursel voor margarine gaat Van der Grinten eind jaren 1880
naast het duurdere annatto-product ook de dan op de markt komende azokleurstoffen gebruiken. In de loop van 1895 doet Frans Van der Grinten, derde zoon van Lodewijk en apotheker sinds 1877, en actief in het bedrijf sinds 1890, daartoe een uitvoerige reeks proefnemeningen met azokleurstoffen. De opgebouwde kennis en ervaring zal het bedrijf later van pas komen bij het ontwikkelen van het diazo-kopieersysteem. Het productieproces van synthetisch boterkleursel is ingewikkelder dan dat voor annatto, maar het product is goedkoper.
Het zal worden geproduceerd tot 1949, wanneer duidelijk wordt dat deze stoffen nadelig kunnen zijn voor de gezondheid.
Vanaf 1890 richten de Van der Grintens zich ook op het buitenland en de expansie gaat snel. Die begint in de Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland, en gaat dan ook in zuidelijke richting. Binnen enkele jaren zijn er ook handelscontacten in Engeland, Canada, de Verenigde Staten en zelfs Australië.
De apotheek wordt te klein voor de produktie en wordt in 1890 formeel gescheiden van de fabriek. In de fabriek produceert Lodewijk van der Grinten met een knecht het kleursel. Frans drijft de apotheek, geholpen door een hoog gekwalificeerde knecht, Hendrik Meuskens, maar doet ook promotie voor het boterkleursel. De apotheek wordt uitgebreid voor de productie.
In 1899 wordt de apotheek verhuisd naar een andere locatie in Venlo en later verkocht aan neef Wiel van der Grinten. De oude locatie wordt ingrijpend verbouwd voor de kleurselfabricage en in 1901 wordt een nieuwe fabriek voor kleursel gebouwd aan de Hoge Weg, dan nog aan de rand van Venlo. Lodewijk van der Grinten lijdt aan astma en zijn gezondheid wordt steeds slechter. Zijn zoon Frans neemt om die reden vanaf 1890 geleidelijk de leiding van het bedrijf over. Lodewijk overlijdt in 1895.
Door langdurige blootstelling aan de synthetische kleurstoffen krijgen
de arbeiders een gelige gelaatskleur. Ze worden in de volksmond wel “kanaries” genoemd. Frans van de Grinten ontwikkelt daarom een beschermend persluchtmasker dat inademing van de kleurstof voorkomt. Hij ontvangt een landelijke erkenning voor deze vroege “milieu-maatregel”.
.
.
De Nederlandsche Boterkleurselfabriek weet zich, tegen veel concurrentie in, staande te houden door veel onderzoek en ontwikkeling en door actief op nieuwe ontwikkelingen en wensen van afnemers in te spelen.
Naast het boterkleursel gaat het bedrijf zich in toenemende mate bezighouden met andere producten.
In 1970 worden de formule en de productiefaciliteiten verkocht aan de grootste afnemer, Jurgens en van den Bergh, inmiddels opgegaan in Unilever. Op dat moment is het boterkleursel nog maar een klein onderdeel van de bedrijfsactiviteiten en levert nauwelijks nog een aandeel in de winst.