Diazo, ook bekend als “lichtdruk”

In 1923 brengt het Duitse Kalle & Co een lichtdrukprocédé op de markt, gebaseerd op lichtgevoelige diazonium- en azoverbindingen. Hiermee wordt een positieve afdruk van roodbruine lijnen op een witte achtergrond gemaakt. Een hele vooruitgang ten opzichte van de negatieve blauwdruk-kopieën.

Dit procedé, dat twee chemische componenten gebruikt, is door Kalle in 1921 uitgevonden en gepatenteerd.

Louis van der Grinten ziet in dit nieuwe procédé een grote bedreiging voor het blauwdrukproces. Daarom begint ook Van der Grinten met de productie van zulke twee-componenten-diazomaterialen onder de naam “Primulin”.

Het Diazoproces

In diazoprocédés heeft men voor de beeldvorming twee stoffen nodig, namelijk een lichtgevoelige diazoverbinding en een zogenaamde koppelaar. Deze twee stoffen gaan tijdens de ontwikkeling een chemische reactie aan en vormen daarbij een (donkere) azokleurstof.

Bij belichting met ultraviolet licht valt de diazoverbinding chemisch uit elkaar, zodat hij geen kleurstof meer kan vormen met de koppelaar.
Waar geen licht is gevallen, blijft de diazoverbinding intact. Hier kan dus door reactie met de koppelaar een donker beeld ontstaan.
Omdat de diazoverbinding alleen gevoelig is voor ultraviolet licht kan het diazopapier bij gewone kantoorverlichting worden verwerkt.
Diazo-kleurstoffen zijn zeer stabiel. Daarom zijn diazokopieën zeer lang houdbaar. Kopieën van rond 1920 zijn nog steeds goed leesbaar.

In het Kalle-proces wordt een mengsel van de diazoverbinding, de koppelaar en een bufferverbinding gemaakt. De bufferverbinding is bedoeld om de koppelingsreactie te verhinderen, maar wordt onwerkzaam in een alkalisch milieu. Dit mengsel wordt op het kopiepapier gecoat.
Na het belichten wordt het papier blootgesteld aan ammoniakdamp die de buffer neutraliseert, waarna de kleurreactie intreedt.
Aanvankelijk werkt het Primulin-proces van Van der Grinten op dezelfde manier.

Océ-papier, het product van Van der Grinten

Als Kalle de aktiviteiten van Van der Grinten opmerkt, klaagt het zijn Venlose concurrent aan wegens inbreuk op zijn patenten en eist beëindiging van de verkoop. Kalle is in 1925 toegetreden tot het industrie-conglomeraat I.G. Farben, en vormt dus een ernstige bedreiging voor het kleine bedrijf Van der Grinten.

Daarop zoekt Louis van der Grinten naar een mogelijkheid om de Kalle-patenten te omzeilen. Dit lukt in 1927. In plaats van de diazo en de koppelaar gemengd op een papieren drager aan te brengen splitst hij diazo en koppelaar. De lichtgevoelige diazoverbinding wordt op het papier gecoat en de koppelaar wordt na het belichten als (water-gebaseerde) ontwikkelvloeistof toegevoegd.

Voor het ontwikkelen levert Van der Grinten kopieerapparaten met bevochtigde rollen, maar de ontwikkelaar kan desnoods ook met de hand worden aangebracht.

Van der Grinten vraagt in 1927 op zijn beurt patent aan voor deze procesvariant. Een eerste patent wordt in 1930 verleend.

.

Voordeel van de nieuwe technologie is, dat een positieve kopie kan worden gemaakt zonder ammoniakdamp, die onaangenaam ruikt. Het diazopapier wordt in 1928 op de markt gebracht onder de merknaam “Océ”. Deze naam is een afkorting van de Duitstalige uitdrukkinig “Ohne Componente”, die het verschil met het product van Kalle nog eens benadrukt. Louis gebruikt deze term in zijn laboratoriumjournaal in 1927.

In het begin wordt dit afgekort tot O.C. en kort daarop als merk “Océ” gedeponeerd. De “é” is om administratieve redenen toegevoegd en maakt de uitspraak ook nog gemakkelijker.

Door verschillende ontwikkelvloeistoffen te gebruiken kunnen afdrukken gemaakt worden van verschillende kleur.

Later wordt het procédé verder verfijnd. Dan bedenken de Van der Grintens het “semi-droge diazo-procédé”, waarbij de ontwikkelvloeistof in een zodanig dunne laag kan worden opgebracht, dat een apart droogproces niet meer nodig is.

De naam “Océ”, aanvankelijk dus bedoeld voor één product, is later (1970) in gebruik genomen voor het hele bedrijf.

Blauwdruk en diazo blijven naast elkaar voortbestaan tot ongeveer het einde van de tweede wereldoorlog. De belichtingsapparaten uit die tijd zijn zowel geschikt voor blauwdruk- als diazo materiaal. Bij diazo is dan nog wel een apart ontwikkelapparaat nodig voor de vloeistof-ontwikkeling. Rond 1950 komt Van der Grinten met gecombineerde belichtings- en ontwikkelmachines, de zogenaamde ‘combines’.

.

Na de Tweede Wereldoorlog verovert diazo de gehele tekenkamermarkt.
In de tekenkamer worden – juist om van deze kopieerprocedés gebruik te kunnen maken – lichtdoorlatende originelen geproduceerd (tekeningen op ‘calques’). Van der Grinten ontwikkelt daarvoor verscheidene producten, op basis van papier en van transparante materialen.

Het transparante materiaal ‘acute’ is zeer succesvol in de markt, omdat er scherpere kopieën mee kunnen worden gemaakt dan met gewoon papier.

Naast kopieersystemen voor de tekenkamer ontstaat er ook vraag naar kopieersystemen voor kantoortoepassingen. Hier worden echter meestal niet-transparante documenten geproduceerd, die moeilijk te kopiëren zijn met diazomateriaal.
Ook hiervoor gaat Van der Grinten oplossingen ontwikkelen.

Diazo-kopiëren in het kantoor >>klik hier.