De oorsprong van Océ
De geschiedenis van Océ begint wanneer Lodewijk van der Grinten in 1857 een apotheek begint in Venlo. Naast zijn apothekerswinkel heeft Van der Grinten ook interesse in de scheikunde, en ontwikkelt hij in de jaren zeventig van de 19de eeuw een stof om margarine, een goedkope vervanger van boter dat recentelijk is uitgevonden, de kleur van boter te geven. In 1877, het jaar dat wordt beschouwd als het jaar dat het bedrijf van start ging, begint Van der Grinten zijn product op de markt te brengen. De boterkleurstof vindt gretig aftrek. Wanneer Van der Grinten overlijdt en zijn derde zoon Frans van der Grinten het apothekersbedrijf overneemt, besluit deze het bedrijf te specialiseren tot boterkleurselfabriek. De apotheek wordt overgenomen door zijn broer Wiel. Het recept voor boterkleursel werd in 1970 verkocht aan Unilever.
Van de winst die Van der Grinten maakte met zijn bedrijf, kon onderzoek gedaan worden om zo nieuwe producten te ontwikkelen. Via de uitvinding van een stof om blauwdrukken langer te bewaren, ontwikkelde het bedrijf allerlei technieken voor het reproduceren en printen van tekst en afbeeldingen. De bekendste is wel de huidige techniek met gekleurde toner. Het bedrijf is ondertussen uitgegroeid tot een familiebedrijf, dat overging van vader op zoon.
Kopieerpapier
“Boterkleurselfabriek L. van der Grinten” groeide in omzet en aantal medewerkers, en begon ook te experimenteren met andere toepassingen van kleurstoffen, zoals het kleuren van gordijnen. Toen in het boekjaar 1918 voor het eerst in de geschiedenis van het bedrijf verlies gedraaid werd (te wijten aan het gebrek aan grondstoffen in de Eerste Wereldoorlog), besloot Frans van der Grinten om de kennis van kleurstoffen in te zetten bij het onderzoek naar blauwdrukmaterialen. Het blauwdrukken was op dat moment een zeer nieuwe techniek, en de familie Van der Grinten stond te springen om ermee te experimenteren. In 1920 werd het eerste blauwdrukpapier verkocht. Dit werd tot 1946 geproduceerd.
Louis en Karel van der Grinten, twee van de kinderen van Frans, hebben intussen een gedegen scheikunde-opleiding genoten in het buitenland, en slagen er in 1927 in om octrooi aan te vragen op het door hen ontwikkelde “semi-droge diazo-procedé”, een nieuw kopieersysteem dat onder de merknaam “Océ” op de markt werd gebracht, een merknaam die niet meer was dan een afkorting van het Duitse “Ohne Componente” (OC). Vier jaar later legde het bedrijf zich vrijwel volledig toe op de productie van Océ. Het voordeel van deze nieuwe technologie was dat er een positief in plaats van een negatief beeld ontstond.
In 1928 werd het bedrijf omgezet in een naamloze vennootschap.
In 1935 werd een technologie ontwikkeld om ook niet-lichtdoorlatende documenten te kopiëren, de zogenaamde “rasterreflectografie”. Deze werd overvleugeld door de in 1938 in de Verenigde Staten door Chester F. Carlson uitgevonden “elektrofotografie”. In 1956 kwamen de “elektrostatische kopieerapparaten” op de markt, waarmee de rasterreflectografie achterhaald werd.
Apparaten
Kopieerapparaten werden oorspronkelijk niet door Van der Grinten vervaardigd, maar door de in 1931 te Venlo door L.P. Grothauzen opgerichte “Machinefabriek Emwee”. In 1958 werd dit bedrijf, dat toen 220 medewerkers telde, in de Van der Grinten groep opgenomen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is medewerker Th. Sanders in de Verenigde Staten begonnen met “The Guthery Company for Van der Grinten products” waardoor de productie kon worden voortgezet, terwijl in Nederland de werkzaamheden stagneerden.
In de jaren 50 van de 20e eeuw braken er andere tijden aan voor “Chemische Fabriek L. van der Grinten”. Het bedrijf expandeerde en verkooporganisaties werden opgezet. In 1956 trad er voor het eerst een directielid aan dat niet tot de familie Van der Grinten behoort. Twee jaar later ging het bedrijf naar de beurs, en in 1959 werd de eerste (een eerdere mislukte poging in de jaren 30 niet meegerekend) eigen buitenlandse vestiging van het bedrijf geopend in Mülheim (Duitsland). De fabriek hield zich op dat moment vrijwel alleen nog met het merk Océ bezig. In de jaren 40 van de 20e eeuw was men al gestopt met de blauwdrukproductie, en in 1970 beëindigde men de productie van boterkleursel. Het recept hiervoor werd overgedragen aan Unilever. Door deze specialisatie besloot het bedrijf om in 1970 de merknaam van zijn product in de bedrijfsnaam te verwerken en volgde er een naamswijziging van “Van der Grinten N.V.” naar “Océ-van der Grinten N.V.”. Tal van overnames hadden plaats evenals de oprichting van verkooporganisaties, eerst in West-Europese landen en later over de gehele wereld.
Olav van der Grinten, zoon van Piet van der Grinten, was uiteindelijk de laatste telg van de familie die actief was in het bestuur van het bedrijf. In 1988 ging hij met pensioen en werd vervolgens commissaris van Océ N.V. In 1996 verliet hij het bedrijf. Het jaar daarop besloot men om het “Van der Grinten” uit de naam van de onderneming te halen en kwam het bedrijf bekend te staan als “Océ N.V.”.
Verdere toplieden van het bedrijf waren Jan Kaptein van 1974 tot 1987, Henk Bodt van 1987 tot 1990, Harry Pennings van 1990 tot 1997, en Jan Hovers, die in 1999 weer moest gaan en werd opgevolgd door Rokus van Iperen. In 2012 werd Anton Schaaf voorzitter van de raad van bestuur van Océ. Schaaf maakte in 2018 plaats voor Minoru (Mick) Asada als eerste CEO met een achtergrond bij Canon Inc. Per 1 januari 2023 nam Taz Nakamasu, eveneens met een lange staat van dienst bij Canon, die functie over.
In 1996 werd de printerdivisie van Siemens Nixdorf overgenomen waardoor Océ ook in de printermarkt actief werd. De rooskleurige vooruitzichten werden ongunstiger omdat de concurrentieslag met een aantal veel grotere spelers op de markt (Canon, Rank Xerox en dergelijke) weleens verloren zou kunnen worden. Er volgde verplaatsing van de productie naar lage-lonenlanden en de afbouw van het bestand aan geleasede apparaten. Hierdoor raakten ook de toeleveranciers in de regio tal van opdrachten kwijt.
In 2005 werd de Amerikaanse dealer Imagistics opgekocht, waardoor Océ het recht verwierf om in Europa de eenvoudiger kopieermachines van Konica Minolta te verkopen. Océ ging zich richten op nichemarkten, en produceerde nog slechts grootformaatkopieermachines, geavanceerde kleurenprinters en kopieermachines voor grote volumes.
Hoewel er in Venlo nog wel assemblagewerkzaamheden plaatsvinden, werd de belangrijkste activiteit aldaar sindsdien gevormd door het onderzoeks- en ontwikkelingslaboratorium. Het was met name de kennis die in dit laboratorium aanwezig is die aantrekkelijk bleek voor Canon, Inc, het bedrijf dat in 2009 Océ overnam
Op 1 januari 2020 werd de naam “Océ” vervangen door “Canon Production Printing”. Het concern “Océ” werd geïntegreerd in de Canon-organisatie, maar behield zijn wereldwijde organisatie voor productontwikkeling (producten, technologieën en applicaties) en marketing, Canon Production Printing had in 2021 meer dan 3000 werknemers.