Steenstraat Venlo (ca. 1900)
(‘Lieske’) Muijsers (1834-1910)
Lodewijk Theo Adriaan (‘Louis’) van der Grinten (1831-1895)
Lodewijk van der Grinten, apotheker aan de Steenstraat in Venlo, is eerder een gezelligheidsmens dan een zakenman. Hij is graag gezien in het sociale leven.
Zoals later ook zijn nakomelingen, onderscheidt Lodewijk zich als een inventieve wetenschapper. Hij is actief in het verbeteren van drinkwater en ontwerpt een toestel voor het filteren van verontreinigd water, dat in Amsterdam wetenschappelijk wordt getest. Hoewel deze uitvinding hem veel eer oplevert, brengt het hem financieel weinig voorspoed. Overigens heeft Lodewijk talrijke contacten in (toegepast) wetenschappelijke kringen, met name in Zuid-Nederland.
De scheikundige achtergrond van Lodewijk laat zich gelden wanneer hij in 1871 een onderzoek begint naar de productie van boterkleursel, een stof die wordt gebruikt om zowel boter als margarine te kleuren. In 1877 lukt het Lodewijk zijn product op grotere schaal te fabriceren en te verkopen aan de boter- en margarinehandel. De productie van boterkleursel blijkt al snel lucratiever dan de apotheek, en markeert het begin van een succesverhaal.
Elisabeth Francisca Anna Hubertina (‘Lieske’) Muijsers (1834-1910)
Lieske Muijsers komt uit een welgestelde agrarische familie in Noord-Limburg. Zij trouwt in 1862 met Lodewijk van der Grinten en ze krijgen tien kinderen. Lieske leeft volgens een hoge maatstaf van ‘degelijkheid’ en heeft zakelijk inzicht. Ze is steeds een gezaghebbende figuur in de familie geweest.
Wanneer boterhandelaar en margarinefabrikant Anton Jurgens uit Oss in persoon naar Venlo komt om het recept van Lodewijks boterkleursel te kopen, is het Lieske die zegt: “Is hij daar zelf voor naar Venlo gekomen? Dan moet je het niet verkopen, dan kun je er geld mee verdienen”. Lodewijk volgt haar advies, en gaat zijn boterkleursel zelf produceren. Zo heeft Lieske de aanzet gegeven tot het latere wereldconcern.
Frans Hendrik Lodewijk (‘Frans’) van der Grinten (1865-1943)
Frans van der Grinten, de derde zoon van Lodewijk, treedt in de voetsporen van zijn vader. Hij doet apothekersexamen in 1887 en volgt een studie kleurstoffenchemie. Een ernstige ziekte van zijn vader dwingt hem in 1890 zijn werk aan een proefschrift af te breken om de leiding van het bedrijf van zijn vader over te nemen.
Frans huldigt het principe van specialisatie en richt zich geheel op de fabricage van boterkleursel.
De apotheek wordt overgenomen door zijn broer Wiel, terwijl Frans achter zijn huis een grotere productieruimte voor het boterkleursel bouwt. In 1902 volgt een nieuw, groter fabrieksgebouw in Venlo. Hij bouwt de productie uit tot een groot, internationaal succes.
Als echter de verkoop inzakt in de Eerste Wereldoorlog, zoekt Frans naar andere producten en zet zijn zoon Louis aan om deze te ontwikkelen.
Frans wordt gezien als een veeleisend werkgever, maar is ook bijzonder betrokken bij de veiligheid en gezondheid van zijn mensen. Zo ontwikkelt hij een persluchtmasker dat de medewerkers in de fabriek beschermt tegen het stof dat in de fabriek vrijkomt.
Frans van der Grinten draagt in 1941 zijn bedrijf over aan zijn zonen Louis, Piet en Karel.
De derde generatie
Ook de kinderen van Frans van der Grinten hebben een aardje naar hun vaartje. Het eerste, tweede en vijfde kind, respectievelijk Louis, Piet en Karel, zetten het bedrijf van hun vader voort. Samen leggen ze de basis voor de expansie, die uiteindelijk leidt tot het internationale karakter van het huidige Océ-concern. En hoe weinig ze wellicht op elkaar lijken, als driehoofdige directie weten ze altijd nauw samen te werken en als eenheid naar buiten te treden.
Lodewijk Pieter Frans (‘Louis’) van der Grinten (1894-1981)
De oudste zoon van Frans is Louis. Ook hij heeft de chemische genen van de familie én de uitvindernatuur van zijn grootvader en vader geërfd. Hij ontwikkelt gordijnkleurstoffen, blauwdrukmaterialen, en in 1926 vraagt hij octrooi aan op het gebied van de half¬droge diazotypie: een nieuw kopieersysteem. Voortgaande chemische ontwikkelingen leiden tot de oprichting van de NV Chemische fabriek L. van der Grinten in 1928.
Uit het huwelijk van Louis met Eugénie Schrijnen worden vier zoons geboren.
Louis van der Grinten introduceerde de kopieer-activiteiten in het bedrijf.
Pieter Antoon Willem (‘Piet’) van der Grinten (1895-1977)
De tweede zoon van Frans is Piet. Hij doet zijn intrede in het bedrijf in 1922. Als vertrouweling van zijn vader krijgt hij al snel grote verantwoordelijkheden. Hij geeft leiding aan de Boterkleurselfabriek (tot zijn zeventigste) en is belast met de financiële en administratieve leiding. Ook houdt hij zich bezig met inkoop.
Piet is een afstandelijk, weinig dogmatisch, maar zeer gezagsgetrouw katholiek. Zijn huis is een zoete inval voor musici, schrijvers en kunstenaars. Piet staat bekend als een man met een goed gevoel voor humor én als een sportief figuur. Hij trouwt met de Noorse Mimmi Flattum, met wie hij zes kinderen grootbrengt.
Piet trekt zich in 1965 terug uit de leiding van het bedrijf. Hij blijft nog enkele jaren commissaris
Karel Jan Joseph (‘Karel’) van der Grinten (1901 – 1995)
Het vijfde kind van Frans van der Grinten is Karel. Omdat buitenlandse universiteiten in hoog aanzien staan bij zijn vader, gaat Karel studeren in Zürich en Genève.
In tegenstelling tot zijn broers houdt Karel erg van reizen. Zijn eerste grote reis brengt hem in 1927 naar de Balkan. Later bezoekt hij onder meer het Verre Oosten, Argentinië, Colombia, Egypte, Italië, Mexico en Uruguay. Overal onderhoudt hij zakelijke contacten en bouwt mede daardoor mee aan een wereldwijd netwerk van licentienemers.
Karel en zijn Franse vrouw Nito Fromageot krijgen acht kinderen.
Karel van der Grinten is van 1964 tot 1967 directievoorzitter. Daarna is hij lid van de Raad van Commissarissen tot 1972.
De vierde generatie
De drie broers Van der Grinten spreken af om ieder één kind in te brengen in het bedrijf. Dit zijn Loek (L.E.), Olav (Chr. O.) en Daan (D. Th.) van der Grinten.
Olav is de laatste Van der Grinten in de bedrijfstop. Bij zijn vertrek (als president-commissaris) in 1997 verdwijnt ook de familienaam “Van der Grinten” uit de bedrijfsnaam, die voortaan “Océ N.V.” luidt.
Jan van Susante (1913-2003)
Jan van Susante begint zijn loopbaan in het bedrijf van zijn familie, de fabrikant van bekende sigaren als Elisabeth Bas en La Paz. Na het vroege overlijden van zijn eerste vrouw begint hij op 26-jarige leeftijd een nieuwe loopbaan en gaat psychologie studeren. In 1948 treedt hij in dienst als directeur van het Nijmeegse Gemeenschappelijk Instituut voor Toegepaste Psychologie (GITP). Dit instituut wordt in 1953 vaste adviseur van Océ. In 1956 stapt Van Susante over naar Océ, waar hij directielid wordt, en van 1968 tot 1971 voorzitter van de directie, als eerste niet-familielid in het topmanagement. Aansluitend treedt hij toe tot de raad van commissarissen.
Hij is niet alleen ondernemer, hij zet zich ook zeer in voor de bescherming van natuurgebieden in Limburg en geeft aanzienlijke bedragen voor het behoud van natuurmonumenten in Limburg.
Van Susante introduceert in 1958 de Chemische Fabriek Van der Grinten, die al sinds 1952 een N.V. is, op de Amsterdamse Aandelenbeurs.